Hoe worden patronen zichtbaar in familieopstellingenFamilie opstellingen

Een voorbeeld van een opstelling van een vrouw van 40 die zich schuldig voelt en altijd klaar staat voor anderen en zichzelf wegcijfert. Hoe is dit ontstaan en hoe wordt dat zichtbaar in een familieopstelling?

In mijn vorige blog heb ik het gehad over de 3 wetten in opstellingen:

  • Iedereen heeft recht op een plek
  • Er dient balans te zijn tussen geven en nemen
  • Er is een ordening in systemen waarbij iedereen op zijn of haar eigen plek staat

In onderstaande familieopstelling wil ik laten zien waar deze wetten verstoord kunnen raken en welke impact dat heeft.

Introductiegesprek

Facilitator (F): Vertel iets over jezelf en je vraag

Deelnemer (D):  ik voel me altijd schuldig,  ik denk dat ik er altijd voor anderen moet zijn, ik vergeet mijzelf vaak. Ik ben bang dat ik het niet goed doe.

F: wanneer is dat begonnen?  Hoe is dat ontstaan?

D: al heel vroeg in mijn jeugd. Ik moest voor mijn moeder zorgen.

F: vertel iets over je moeder en je vader

D Ik kom uit een gezin van 7 kinderen en ik ben de jongste. Ik was niet gewenst, mijn moeder heeft me ooit verteld dat ik voor haar moet zorgen als ze oud wordt. Ze was 42 toen ik geboren werd.

Mijn vader was een autoritaire man, ik was bang van hem. Ik mocht nooit wat en als ik iets vroeg, zei hij dat ik mijn mond moest houden.

Mijn vader en moeder hadden altijd ruzie er was weinig liefde tussen hen en voor ons. Ik trok me vaak terug of ik ging hard mijn best doen om lief gevonden te worden (vooral voor mijn moeder zorgen). Ik was vaak bang en voelde me eenzaam en alleen. Mijn oudere zussen waren al het huis uit toen ik 7 was.

Representanten in de opstelling zetten

F: zoek iemand uit voor jezelf,  iemand voor je moeder en iemand voor je vader en stel ze op in het veld.

De deelnemer zet vader en moeder naast elkaar. Iemand voor zichzelf plaatst ze op enige afstand van de ouders.  De representanten van vader en moeder draaien zich onmiddellijk van elkaar af, waarbij de vader ineen kromp. Ze verwijderen zich een stuk uit elkaar. De representant van de deelnemer loop weg naar het raam en gaat uit het raam kijken. Ze kijkt af en toe om naar haar moeder.

Zonder dat er een woord is gezegd door de representanten gebeurt er al van alles met de deelnemer die aan de kant zit te huilen.

F: wat zie je en wat gebeurt er met jou?

D: dit is precies zoals het was, ik voelde me zo eenzaam en alleen en ik kon nergens naar toe. Mijn ouders keken niet naar me.  Ik hield wel mijn  moeder in de gaten.  Zo doe ik het nu nog steeds.

F gaat naar vader en moeder en vraagt hoe het daar is. Vader antwoord dat het eenzaam is en zwaar, hij draagt een zware last. Moeder zegt dat ze het niet aan kan, het is te veel, te veel kinderen en altijd zorgen. Ze kijkt naar achteren, zegt dat ze steun mist,  kijkt dan naar haar dochter en zegt dat zij haar moet helpen, ze kan het niet alleen, ze is op.

F vraagt aan D of zij iets weet van de oma en opa’s. D zegt dat de oma van moederskant een koude vrouw was, moeder heeft nooit liefde van haar ervaren. Moeder moest voor het gezin van herkomst zorgen en mocht er zelf niet zijn. Overgrootmoeder was weeskind. Opa van moeders kant was wel lief, maar heel vroeg overleden. Dat heeft moeder niet kunnen verwerken.

Opa van vaders kant was een heel strenge man, gereformeerd en dogmatisch en in zijn gezin van herkomst zijn 5 van de 10 kinderen overleden. Grootvader was de oudste en heeft zich schuldig gevoeld dat hij is blijven leven. Hij kon verdriet van zijn ouders niet wegnemen en daar voelde hij zich ook schuldig over.  Zijn geloof was alles. Het moest zoals God het wil en niet anders. Dat gold ook voor vader. Leuk of lekker bestaat niet, het moet nuttig zijn. Oma van vaders kant was een strenge vrouw.

Wat de deelnemer eerder heeft vertelt blijkt nu ook in de opstelling. De vader draagt een last (de schuld van opa), de moeder kijkt naar achteren (naar haar moeder die er niet voor haar is) en vraagt hulp aan haar dochter.

 

Wat is te zien

Wat in deze opstelling te zien is dat de ouders van de deelnemers zelf geen liefde en steun hebben ervaren van hun ouders, zij waren niet in staat om het aan hen te geven. Er is veel gebeurd in hun familie van herkomst, waardoor de balans tussen geven en nemen is verstoord.  Vervolgens konden de ouders van de deelnemer niet aan hun kinderen geven wat ze het zelf niet hebben ontvangen.

De moeder is voor de grootmoeder gaan zorgen en de deelnemer is voor haar moeder gaan zorgen.  De vader heeft de schuld van de grootvader overgenomen, het geloof was een houvast , maar het was niet voldoende om de schuld kwijt te raken. De deelnemer heeft deze schuld weer van vader overgenomen.

Als we dit zo zien is het niet gek dat de dochter klachten heeft ontwikkeld als schuld en wegcijferen en angst. De verstoring in de 3 wetten is in de vorige generaties ontstaan. De deelnemer is verstrikt geraakt in de gevolgen van de opvoeding van de ouders .

Orde herstellen, balans terug brengen en plek in nemen.

Als de deelnemer de schuld teruggeeft aan de vader en bij de moeder kan laten wat van de moeder is ( het onvermogen), dan kan ze op haar eigen plek gaan staan, die van het jongste kind. Zo kan de balans tussen geven en nemen hersteld worden.  Ook kan op de deelnemer de eigen verantwoordelijkheid oppakken en haar eigen leven leven. Het kan weer gaan stromen. Dit wordt meestal als zeer bevrijdend ervaren.

Geschreven door Maartje van Driel

www.ineenanderlicht.nl

 

Geef een reactie

5 × = 50